Nachtouders
Saskia de Coster
Nachtouders van Saskia De Coster is een roman die balanceert tussen fictie en autobiografie, tussen introspectie en humor. De implied author – de beeldvorming van de auteur zoals die uit het verhaal spreekt – lijkt sterk op De Coster zelf: een queer schrijfster, moeder, met een kritische, vaak ironische blik op zichzelf en haar omgeving. De identificatie tussen de auteur en het hoofdpersonage Saskia is opvallend: ze delen niet alleen een naam, maar ook levensomstandigheden, twijfels en verlangens. Toch blijft het belangrijk om 'Saskia' als fictieve constructie te beschouwen: een autodiëgetische verteller die haar verhaal zelf vertelt, vanuit zowel een belevend als vertellend ik-perspectief.
De cover toont een vrouw met een kind in haar armen, omgeven door een nachtelijke, dromerige sfeer. Die beeldtaal sluit perfect aan bij de titel Nachtouders, die verwijst naar de slapeloze nachten van jonge ouders, maar ook metaforisch werkt: ouderschap in de marge, in de duisternis van de twijfel en de zelfreflectie. De titel roept meteen de centrale thema's op: moederschap, identiteit, relatieperikelen, verlangen, en de constante vraag of je wel goed genoeg bent – als partner, als ouder, als mens.
De roman is duidelijk geworteld in onze tijd. De regenbooggezinnen, het queer ouderschap, de globale reiscontext: dit boek vertelt niet alleen een persoonlijk verhaal, maar is ook een spiegel van de hedendaagse cultuur en tijdsgeest. De manier waarop De Coster die context verbindt met existentiële motieven als angst, vervreemding en verlangen, maakt het verhaal gelaagd en universeel.
Qua verhaalstructuur zit het boek ingenieus in elkaar. Het begint in medias res, vlak voor de reis naar Canada, waar Saskia, haar partner Juli en hun zoon Saul een tussenstop maken op het eiland Portes, waar Sauls biologische vader vandaan komt. De verhaallijn (fabel) wordt niet chronologisch verteld: het sujet is fragmentarisch, opgebouwd uit drie terugkerende teksttypes: het schrift van Saskia, waarin ze reflecteert en verslag uitbrengt; de dialogen in bed met Juli, die vaak intiem, pijnlijk of ontwapenend zijn; en het reisverslag, dat de fysieke reis beschrijft. De hoofdstuktitels zijn origineel en veelzeggend, wat de roman een lichtvoetige ondertoon geeft ondanks de diepere thematiek. Het einde is open, maar niet onbevredigend: via Molly krijgen we in de aanloop naar het einde van het verhaal antwoorden op de vele vragen die rijzen tijdens het lezen, al blijft de vraag hangen hoe betrouwbaar dat perspectief eigenlijk is. Doordat die vragen op de valreep ingevuld worden, voelt het open einde aan als een opluchting.
De spanning wordt slim opgebouwd via informatiedosering: telkens als je denkt een antwoord te krijgen, duiken er nieuwe vragen op. De tijdsmanipulatie draagt bij aan dat effect, zeker in het reisverslag waar de tijd steeds langzamer lijkt te gaan – van dagen naar weken – alsof het eiland zelf hen dwingt tot zelfconfrontatie. De verwachtingshorizon van de lezer wordt dus voortdurend bijgesteld.
De concrete motieven – zoals de reis, het ouderschap, de affaire – worden verbonden met abstractere motieven zoals twijfel, verlangen en het gevoel buitenstaander te zijn. Het meest treffende leidmotief is wellicht het telkens terugkerende "bericht versturen mislukt", een schrijnend symbool voor de emotionele afstand tussen Saskia en Juli én de ontrouw die tussen hen instaat.
De personages zijn scherp getekend. Saskia, als protagonist, is een rond personage, complex, vol innerlijke tegenstrijdigheden. Juli fungeert als secondant, maar ook als tegenpool. Molly, die je gedurende het hele verhaal als een vlak personage zou kunnen beschrijven, maakt op het einde toch nog een mooie evolutie door waardoor mijn begrip voor haar erg toenam. De bijfiguren – zoals Tammy – voegen kleur en ironie toe. Sommige nevenpersonages zijn vlakker, maar dat versterkt net de focus op de innerlijke strijd van Saskia zelf.
De tijd in het verhaal is niet strikt lineair: flashbacks onderbreken de chronologie. De vertelde tijd beslaat enkele weken, maar door de vele terugblikken en reflecties voelt het als een veel langer proces. De verteltijd, oftewel de tijd die nodig is om het verhaal te lezen, is beperkt. Het boek leest vlot, mede door de toegankelijke stijl en structuur.
De ruimte speelt een belangrijke rol. De geografische ruimte – het Canadese eiland – is tegelijk betoverend en beklemmend. De sociale ruimte van het regenbooggezin roept vragen op over rolpatronen en verwachtingen. De symbolische ruimte – de bomen, het isolement, het strand – weerspiegelt de emotionele toestand van de personages. De natuur doet ook dienst als sfeerscheppende ruimte en draagt bij aan de spanning en vervreemding.
Tot slot is er de stijl. De Coster hanteert een taal die tegelijk poëtisch, scherp en humoristisch is. De humor werkt als relativering en verzacht het existentiële gewicht van het verhaal. Zinnen als "een vrouw met een dot als een drol op haar hoofd" of "vanuit de verte wuiven de twee vrouwen al ijverig als ruitenwissers" zijn daar een perfect voorbeeld van. De afwisseling tussen het schrift, het reisverslag en de dialogen in bed zorgen voor een boeiende cadans in het boek. Als lezer blijf je geboeid en nieuwsgierig.
Conclusie: dit boek was voor mij een aangename verrassing. Na het trage tempo van De Vriendschap van Connie Palmen was Nachtouders een verademing. De directe stijl, de humor en de scherpe zelfreflectie trokken me meteen mee. Ik ben fan geworden van Saskia De Coster en kijk uit naar meer werk van haar.
